Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Artikel 2.15

  • 1

    Degene die de inrichting drijft neemt alle maatregelen ter verduurzaming van het energiegebruik met een terugverdientijd van vijf jaar of minder, waarbij onder maatregelen ter verduurzaming van het energiegebruik worden verstaan:

    • a.

      energiebesparende maatregelen;

    • b.

      maatregelen voor het jaarlijks produceren van hernieuwbare energie in de inrichting tot ten hoogste het jaarlijkse energiegebruik van de energiedrager waarvoor jaarlijks hernieuwbare energie geproduceerd wordt; en

    • c.

      maatregelen voor het vervangen van een energiedrager die leiden tot een lagere emissie van kooldioxide.

  • 2

    Degene die de inrichting drijft rapporteert uiterlijk op 1 december 2023 en daarna eenmaal per vier jaar aan het bevoegd gezag welke maatregelen ter verduurzaming van het energiegebruik zijn getroffen.

  • 3

    Indien andere maatregelen zijn uitgevoerd dan de maatregelen die bij ministeriële regeling zijn aangewezen, voor zover deze op de inrichting van toepassing zijn, worden deze maatregelen in de rapportage omschreven.

  • 4

    Het bevoegd gezag kan bij maatwerkvoorschrift een gefaseerde uitvoering van de verplichting, bedoeld in het eerste lid, toestaan waarbij rekening wordt gehouden met de bedrijfseconomische omstandigheden van de inrichting. Hierbij stelt het bevoegd gezag per maatregel een redelijke termijn vast waarbinnen die maatregel moet zijn uitgevoerd.

  • 5

    Indien aannemelijk is dat niet wordt voldaan aan het eerste lid, kan het bevoegd gezag degene die de inrichting drijft waarvan het energiegebruik in enig kalenderjaar groter is dan 200.000 kilowatt uur aan elektriciteit of groter is dan 75.000 kubieke meter aardgasequivalenten, verplichten om binnen een door het bevoegd gezag te bepalen termijn, onderzoek te verrichten of te laten verrichten waaruit blijkt of aan het eerste lid wordt voldaan. Het onderzoek wordt verricht naar de maatregelen bedoeld in het eerste lid, voor zover deze niet zien op een gebouw of een deel van een gebouw.

  • 6

    Indien uit het onderzoek, bedoeld in het vijfde lid, blijkt dat niet wordt voldaan aan het eerste lid, neemt degene die de inrichting drijft de in het eerste lid bedoelde maatregelen binnen een door het bevoegd gezag te bepalen redelijke termijn.

  • 7

    Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing indien:

    • a.

      het energiegebruik in de inrichting in enig kalenderjaar kleiner is dan 50.000 kilowatt uur aan elektriciteit en kleiner is dan 25.000 kubieke meter aardgasequivalenten; of

    • b.

      als voor het energiegebruik alleen gebruik wordt gemaakt van hernieuwbare energie die wordt geproduceerd binnen de inrichting.

  • 8

    Onder de in het eerste lid bedoelde maatregelen worden niet verstaan maatregelen voor het gebruik van biomassa voor de productie van elektriciteit en laagwaardige warmte met een temperatuur van ten hoogste 100 °C.

  • 9

    Degene die een inrichting drijft, waarvan het energiegebruik in enig kalenderjaar groter is dan 10.000.000 kilowatt uur aan elektriciteit of 170.000 kubieke meter aardgasequivalenten:

    • a.

      rapporteert overeenkomstig het tweede lid, over de maatregelen ter verduurzaming van het energiegebruik die zien op een gebouw of een deel van een gebouw; en

    • b.

      verricht onderzoek naar alle mogelijke maatregelen ter verduurzaming van het energiegebruik gericht op de activiteiten en processen binnen de inrichting met een terugverdientijd van ten hoogste vijf jaar.

  • 10

    Degene die de inrichting, als bedoeld in het negende lid, drijft, rapporteert uiterlijk op 1 december 2023 en daarna eenmaal per vier jaar aan het bevoegd gezag over de verplichtingen, bedoeld in het negende lid.

  • 11

    Onder de verplichting, bedoeld in het eerste lid, wordt mede verstaan het doelmatig beheer en onderhoud van de maatregelen ter verduurzaming van het energiegebruik.

Informatie geldend op 28-06-2023

Regelgeving die op dit artikel is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Beleidsregels en circulaires die dit artikel als wettelijke bevoegdheid hebben

Geen

Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit artikel

  1. Activiteitenbesluit milieubeheer
    artikel: 2.14c

  2. Activiteitenregeling milieubeheer
    artikel: 2.16a, 2.16b, 2.16c, 2.16d, 2.16e, 2.16
    bijlage: 10b, 10a

  3. Besluit activiteiten leefomgeving
    artikel: 5.15c

  4. Besluit bouwwerken leefomgeving
    artikel: 3.84b

  5. Besluit energie-audit
    artikel: 3

  6. Besluit omgevingsrecht
    bijlage: IV

  7. Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies
    artikel: 4.6.7
    bijlage: 2.5.1

  8. Regeling specifieke uitkering additionele capaciteit voor toezicht en handhaving energiebesparing
    artikel: 1

Overzicht van wijzigingen voor dit artikel

(28-06-2023)

Ontstaansbron

Inwerkingtreding

Datum van inwerking- treding

Terugwerkende kracht

Betreft

Ondertekening

Bekendmaking

Kamerstukken

Ondertekening

Bekendmaking

Opmerking

intrekking-regeling

16-09-2020

Stb. 2020, 400

01-07-2023

wijziging

03-04-2023

Stb. 2023, 111

07-06-2023

Stb. 2023, 194

02-05-2019

wijziging

15-04-2019

Stb. 2019, 167

15-04-2019

Stb. 2019, 167

01-12-2015

wijziging

18-09-2015

Stb. 2015, 337

21-11-2015

Stb. 2015, 450

01-01-2014

wijziging

21-05-2013

Stb. 2013, 198

21-05-2013

Stb. 2013, 198

01-01-2013

wijziging

14-09-2012

Stb. 2012, 441

05-12-2012

Stb. 2012, 643

01-01-2010

wijziging

09-11-2009

Stb. 2009, 479

27-11-2009

Stb. 2009, 513

16-09-2008

wijziging

26-07-2008

Stb. 2008, 326

26-07-2008

Stb. 2008, 326

01-01-2008

nieuwe-regeling

19-10-2007

Stb. 2007, 415

26-11-2007

Stb. 2007, 472